zaterdag 15 april 2017

Les 8: Krabbelen tot zichtbare werkelijkheid en de zone van de naaste ontwikkeling

De laatste les Beeldende Vorming betrof Beeldend Vermogen en daarbij lag de nadruk op de techniek tekenen.


Fases Beeldend Vermogen
Beeldend Vermogen heeft 3 fases waarbij de eerste fase de krabbelfase is waarbij kinderen van gemiddeld 2 tot 4 jaar hun allereerste pogingen doen om iets op papier te zetten. Deze fase heeft meer met bewegen op papier te maken, dan met echt iets concreets weergeven. Zodra het kind echter de beweging begint te controleren ontstaan cirkels en stippen. Kinderen ontwikkelen in deze fase hun motorisch handelen en de eerste ontwikkeling van de beeldaspecten kleur (bijvoorbeeld het gebruik van verschillende kleuren) en vorm (zoals lijngebruik) worden zichtbaar.

De tweede fase is de fase van het schematische stadium. Kinderen van gemiddeld 4 tot 10 jaar ontwikkelen symbolen voor het weergeven van dingen die uit zijn omgeving komen of die belangrijk voor hem zijn (gecodeerde werkelijkheid). Vaak zijn dat mensen (pappa of mamma), maar ook wel objecten (auto of huis). Deze symbolen hebben vaak herkenbare kenmerken. Een hoofd met benen (koppoter) bijvoorbeeld, als beeld van de mens. Een hoofd is meestal een cirkel met ogen erin en later ook een mond. De kop van een dier is hetzelfde, alleen aan de manier waarop het lichaam getekend wordt kun je zien dat het om een dier gaat.  Opvallend is dat elk voorwerp, op welke plek dan ook, er ongeveer hetzelfde uitziet. Bijvoorbeeld een huis bestaat vaak uit een driehoekje boven een vierkantje, met daarin een deurtje en een raam.  Om ruimte weer te geven worden voorwerpen voor elkaar geplaatst. Daarnaast is er sprake van doorzichtigheid (mensen zijn door de muur van een huis te zien) en omklapping (voorwerpen die haaks op elkaar staan, zijn naast elkaar getekend). De tekeningen worden steeds complexer en verhalender. Ook wordt het aantal voorwerpen wat weergegeven wordt steeds uitgebreider. Uiteindelijk komt er ook afsnijding voor en het ontwikkelen van patronen.

Fase 2 bestaat uit fase 2a waarbij kinderen van gemiddeld 4 tot 8 jaar voorwerpen steeds op dezelfde manier tekenen. Onderstaand enkele voorbeelden van kindertekeningen van deze fase.
In fase 2b gaan kinderen van gemiddeld 8 tot 10 jaar differentiëren en ook (meer) gaan ordenen en combineren (ook weer onderstaand enkele voorbeelden).


Fase 3 is de fase van de zichtbare werkelijkheid (het Realistische stadium) die voor kinderen van gemiddeld 10 tot 15 jaar geldt. Lichaamsverhoudingen worden beter, kleurgebruik wordt realistischer en bewuster ingezet. De grondlijn trekt naar het midden op zodat er een soort grondvlak ontstaat, dat iets ruimtelijker werken mogelijk maakt.  Tegelijkertijd krijgen kinderen de behoefte zich te conformeren aan de groep, aan muzikale- of sporthelden, aan jongerenculturen en aan andere groep gebonden iconografie. Dit heeft grote invloed op wat er getekend wordt en ook op de manier waarop en werkt clichévorming in de hand. De behoefte om in de smaak te vallen bij klasgenoten, kan onzeker maken. Daarom is er vaak een voorkeur voor veilige tekeningen met patronen, gemaakt met behulp van een passer en liniaal. Onderstaand twee voorbeelden van kindertekeningen uit deze fase.

Kenmerken meerdere fases in een en dezelfde tekening
Onderstaande tekening met de Paashaas licht ik specifiek toe omdat deze tekening kenmerken van meerdere fases bevat. De Paashaastekening is gemaakt door een kind van groep 3 (6/7 jaar). We zien hierin aspecten van fase 2a zoals de typische manier van tekenen door een kind van een Paashaas, het groene gras en een huis met de bekende kinderlijke vormen. Ook zien we kenmerken van fase 2b zoals het combineren van meerdere voorwerpen op een doordachte manier in de ruimte waarbij sprake is van een ondergrond (het gras) en van een bovenkant (de lucht met de zon). Onderaan deze blogpost vertel ik hoe het komt dat steeds vaker deze fases van het Beeldend Vermogen in kindertekeningen door elkaar lopen.
Onderstaande tekening van deze Paashaas hebben we bewerkt in ThingLink waarbij we in de tekening hebben aangegeven de opvallende kenmerken van genoemde fases bij deze tekening.




Beeldend probleem
Onderdeel van de opdracht was om bij een tekening, in ons geval deze Paashaas, een beeldend probleem te bedenken waarbij wordt aangesloten op het beeldend vermogen. De opdracht mag niet een tekenopdracht zijn, maar een andere opdracht die dat wel stimuleert.
Wij willen proberen dat het kind die de tekening heeft gemaakt meer gaat werken met het beeldaspect horizon. Hij tekent het belangrijkste figuur, de Paashaas, al wel groot en heeft verschillende andere dingen (zoals een auto) als detail toegevoegd, maar deze is niet op de juiste grootte. Door spelenderwijs met een camera te spelen willen we kinderen inzicht geven in grootte als iemand verder naar achteren gaat staan. Wat zie je als iemand naar achteren verschuift? Verandert iemand als hij verder naar achteren staat?
Het uiteindelijke beeldend probleem zal zijn: Probeer een kind en een auto samen op een foto te krijgen, waarbij het kind groter moet lijken dan de auto.

Zoals eerder genoemd is mij verder bijgebleven van de ontwikkeling van het Beeldend Vermogen dat de laatste jaren bovengenoemde fases door elkaar zijn gaan lopen. In tekeningen van kinderen kan je bijvoorbeeld zowel aspecten van fase 2a als 2b en soms ook nog van fase 1 zien. Dit wordt verklaard doordat op de basisschool minder aandacht wordt besteed aan tekenen als vak. Hierbij sluit aan dat kinderen van (gemiddeld) groep 6 (10/11 jaar) tekenen steeds minder leuk vinden. Dit komt omdat kinderen het liefst zo perfect mogelijk iets willen tekenen. En in groep 6 beginnen ze hierbij hun grens te bereiken. De uitdaging voor mij als leerkracht is dan de zone van de naaste ontwikkeling. Ik kan met de kinderen fotograferen (dat is echt de werkelijkheid) en onderzoeken wat je met zwartwit kan doen. Of ik ga met de kinderen het effect onderzoeken van een beeld (een klasgenoot?) dat in de verte staat. Op deze manier kan ik als leerkracht de kinderen een stap verder brengen en het plezier in Beeldende Vorming weer teruggeven.

vrijdag 7 april 2017

Boetseren van Lara Croft, de 7e les Beeldende Vorming

Deze les gingen we boetseren. De opdracht was een proportioneel mensfiguur in een zelfgekozen houding te boetseren vanuit één stuk chamotte-klei. De les startte met de receptieve fase waarbij sprake is van een inspirerende opening die aansluit bij de belevingswereld van je doelgroep en voor ons is dat de leerling van de basisschool. We kregen verschillende beelden van mensfiguren, van het mensfiguur van Leonardo Da Vinci tot aan Lara Croft als Tomb Raider.



Na de receptieve fase volgt de productieve fase waar je aan de slag gaat. Voordat je aan de slag kunt moet je natuurlijk wel bekend zijn met de betreffende techniek en in dit geval dus boetseren. We kregen een korte introductie in boetseren, in de te gebruiken materialen en ook kregen we enkele richtlijnen bij de opdracht zoals de verhoudingen van een mensfiguur. Bij deze productieve fase begeleidde de docent ons vooral bij het maken van een mensfiguur met de juiste verhoudingen zoals dat het onderlichaam even lang is als het bovenlichaam, dat het hoofd 7 à 8 keer in het hele lichaam past, dat de schouders twee keer zo breed zijn als het hoofd etc. Dit valt allemaal nog niet mee om vanuit een stuk te boetseren en dat jouw figuur tijdens dat boetseren ook niet gaat breken.
De meesten van ons waaronder ikzelf zijn niet toegekomen aan textuur waarbij je bijvoorbeeld met een tandenborstel jouw beeld kan verfijnen.
Tijdens de reflectieve fase hebben we elkaars beeld beoordeeld aan de hand van onderstaande matrix.

Mijn doel was om mijn mensfiguur een expressieve houding te geven alsof het de hele wereld moest dragen; een gebogen hoofd, afzakkende schouders met armen loshangend langs het lichaam eindigend in een half liggende houding met de handen steunend op de grond. De pet heb ik gekozen om het gebogen hoofd te accentueren. Ik heb verder gekozen voor de bruine kleur klei omdat deze past bij de houding en het gevoel dat deze figuur moet uitstralen. Ter visualisering heb ik van de verschillende fases van de wording van de figuur meerdere foto’s gemaakt.
Achteraf gezien had het beeld iets voller gemogen waardoor het meer 3D zou zijn. Het gegeven dat de klei wat brokkelt op sommige punten doet verder iets af aan het boetseren vanuit een stuk klei. Al met al vind ik de vorm van een mensfiguur geslaagd. De verhoudingen, zoals bovenstaand besproken, kloppen behoorlijk. De expressie vind ik redelijk gelukt. De foto’s van de diverse stadia vind ik een toegevoegde waarde. Aan textuur ben ik, jammer genoeg, niet meer toegekomen. Mede hierdoor beoordeel ik dan ook mijn eigen mensfiguur met 6 punten.

Al met al was het weer een mooi voorbeeld om vanuit een beeldend probleem een sterke creatieve les nu zelf uit te voeren om later met mijn kinderen uit te voeren.