woensdag 3 mei 2017

Eindopdracht Beeldende Vorming: Boetseer en schilder je eigen huisdier

Ik heb een boetseer-/schilderopdracht gekozen voor mijn stagegroep 1/2. Ik heb gekozen voor deze opdracht omdat de kinderen hier veel van leren zowel qua creativiteit, als manier om gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en ook om de (fijne) motoriek te stimuleren. Dieren en speciaal huisdieren sluiten verder aan bij de belevingswereld van kinderen.

De opdracht is: Boetseer en schilder je huisdier waarop duidelijk te zien is dat het jouw huisdier is met zijn/haar specifieke kenmerken. Qua techniek van schilderen maak je gebruik van mengkleuren.
Het beeldend probleem hierbij is om de kenmerkende aspecten van jouw huisdier te vatten in een beeld. Het technisch probleem is dat het een beeld moet worden waarbij het soort dier duidelijk naar voren komt. Daarnaast wordt het mengen van verf als techniek gebruikt.
Door het gebruik van de twee technieken boetseren en verven splits ik de les in twee aparte lessen.

In de receptieve fase introduceer ik het onderwerp met twee foto’s van schilderijen met een huisdier en een foto van ons eigen huisdier, Pluk. Ook laat ik stukjes uit films over dieren zien. Ik ga met de kinderen in gesprek over kenmerkende aspecten van de huisdieren op de schilderijen, de foto en in de films. Ik noem daarbij het uiterlijk van de dieren, specifieke kenmerken als staarten en oren. Ook heb ik aandacht voor de kleuren van de dieren en de uitstraling van de dieren. Het is de bedoeling om juist een schilderij te maken hoe de kinderen hun eigen huisdier zien, beleven, wat de meeste indruk maakt. Het hoeft/mag dus niet waarheidsgetrouw te zijn.
Door de schilderijen te laten zien geef ik aan dat kunst niet iets abstracts is maar gaat over mensen/dieren zoals hun eigen huisdieren en dat beelden iets laten zien dat door iedereen verschillend beleefd kan worden.
Ik vraag aan de kinderen (via de ouders) om een foto mee te nemen van hun eigen huisdier. Voor de kinderen zonder foto heb ik foto’s van dieren in de schoolomgeving zoals de eenden in de sloot achter de school en platen van dieren uit bekende prentenboeken.
Aan de hand van hun eigen foto gaan de kinderen kijken wat kenmerkend is aan hun eigen huisdier. Hierbij leer ik de kinderen op een speelse manier nadenken over beeldaspecten als kleuren en vormen.

Voorafgaand aan de eerste les van de productiefase vertel ik de kinderen over de techniek boetseren. Alhoewel de kinderen eerder hebben geboetseerd is het goed om hier expliciet aandacht aan te besteden. In een volgende les besteed ik expliciet aandacht aan de techniek van schilderen en dan met name het mengen van verf.
In de productiefase gaan de kinderen aan de slag met hun beeld. De werkprocessen die ik hierbij heb gehanteerd zijn een combinatie van het ambachtelijke proces van boetseren en het schilderen en ook het proces van ontwerpen. Hoe laat je nu een bepaalde uitdrukking zien? Hoe geef ik de specifieke kenmerken van het huisdier vorm? Ik observeer en ondersteun door steeds te vragen naar de kenmerkende aspecten van hun eigen huisdier.

Aan het eind van de les reflecteer ik met de kinderen door te vragen over wat ze precies gemaakt hebben. Wat laat hun beeld zien dat bijzonder is voor hun huisdier? Ik hoop hun hiermee geprikkeld te hebben om niet alleen de best gelijkende beeld te maken maar juist hun eigen beleving en hun eigen creativiteit te volgen. Om deze reden heb ik ook gekozen om iedereen een beeld te laten maken van zijn/haar eigen huisdier zodat geen sprake zal zijn van vergelijken en wie de beste is. Daarnaast hoop ik de kinderen uitgedaagd te hebben om anders, met meer focus naar beelden te kijken.
Ik sluit de les af door de beelden te presenteren aan elkaar. Dit bevordert de veiligheid van de kinderen. Het is ten slotte hun eigen huisdier!

In onderstaande matrix heb ik mijn eigen les beoordeeld. De mogelijkheden en daarbij de theorie zal ik een volgende les uitgebreider toepassen. Omdat het deze les de kleuters betreft heb ik me beperkt tot enkele aspecten van alle mogelijkheden die Beeldende Vorming betreft. Met oudere kinderen kan je meer ingaan op de beelden en wat de kunstenaar met deze beelden wil zeggen en de relatie met de context. Ook qua beeldmateriaal heb ik me nu beperkt. Afhankelijk van hoe deze les verloopt zal ik een volgende les meer beeldmateriaal toepassen en daarmee een nog rijkere les creëren.

zaterdag 15 april 2017

Les 8: Krabbelen tot zichtbare werkelijkheid en de zone van de naaste ontwikkeling

De laatste les Beeldende Vorming betrof Beeldend Vermogen en daarbij lag de nadruk op de techniek tekenen.


Fases Beeldend Vermogen
Beeldend Vermogen heeft 3 fases waarbij de eerste fase de krabbelfase is waarbij kinderen van gemiddeld 2 tot 4 jaar hun allereerste pogingen doen om iets op papier te zetten. Deze fase heeft meer met bewegen op papier te maken, dan met echt iets concreets weergeven. Zodra het kind echter de beweging begint te controleren ontstaan cirkels en stippen. Kinderen ontwikkelen in deze fase hun motorisch handelen en de eerste ontwikkeling van de beeldaspecten kleur (bijvoorbeeld het gebruik van verschillende kleuren) en vorm (zoals lijngebruik) worden zichtbaar.

De tweede fase is de fase van het schematische stadium. Kinderen van gemiddeld 4 tot 10 jaar ontwikkelen symbolen voor het weergeven van dingen die uit zijn omgeving komen of die belangrijk voor hem zijn (gecodeerde werkelijkheid). Vaak zijn dat mensen (pappa of mamma), maar ook wel objecten (auto of huis). Deze symbolen hebben vaak herkenbare kenmerken. Een hoofd met benen (koppoter) bijvoorbeeld, als beeld van de mens. Een hoofd is meestal een cirkel met ogen erin en later ook een mond. De kop van een dier is hetzelfde, alleen aan de manier waarop het lichaam getekend wordt kun je zien dat het om een dier gaat.  Opvallend is dat elk voorwerp, op welke plek dan ook, er ongeveer hetzelfde uitziet. Bijvoorbeeld een huis bestaat vaak uit een driehoekje boven een vierkantje, met daarin een deurtje en een raam.  Om ruimte weer te geven worden voorwerpen voor elkaar geplaatst. Daarnaast is er sprake van doorzichtigheid (mensen zijn door de muur van een huis te zien) en omklapping (voorwerpen die haaks op elkaar staan, zijn naast elkaar getekend). De tekeningen worden steeds complexer en verhalender. Ook wordt het aantal voorwerpen wat weergegeven wordt steeds uitgebreider. Uiteindelijk komt er ook afsnijding voor en het ontwikkelen van patronen.

Fase 2 bestaat uit fase 2a waarbij kinderen van gemiddeld 4 tot 8 jaar voorwerpen steeds op dezelfde manier tekenen. Onderstaand enkele voorbeelden van kindertekeningen van deze fase.
In fase 2b gaan kinderen van gemiddeld 8 tot 10 jaar differentiëren en ook (meer) gaan ordenen en combineren (ook weer onderstaand enkele voorbeelden).


Fase 3 is de fase van de zichtbare werkelijkheid (het Realistische stadium) die voor kinderen van gemiddeld 10 tot 15 jaar geldt. Lichaamsverhoudingen worden beter, kleurgebruik wordt realistischer en bewuster ingezet. De grondlijn trekt naar het midden op zodat er een soort grondvlak ontstaat, dat iets ruimtelijker werken mogelijk maakt.  Tegelijkertijd krijgen kinderen de behoefte zich te conformeren aan de groep, aan muzikale- of sporthelden, aan jongerenculturen en aan andere groep gebonden iconografie. Dit heeft grote invloed op wat er getekend wordt en ook op de manier waarop en werkt clichévorming in de hand. De behoefte om in de smaak te vallen bij klasgenoten, kan onzeker maken. Daarom is er vaak een voorkeur voor veilige tekeningen met patronen, gemaakt met behulp van een passer en liniaal. Onderstaand twee voorbeelden van kindertekeningen uit deze fase.

Kenmerken meerdere fases in een en dezelfde tekening
Onderstaande tekening met de Paashaas licht ik specifiek toe omdat deze tekening kenmerken van meerdere fases bevat. De Paashaastekening is gemaakt door een kind van groep 3 (6/7 jaar). We zien hierin aspecten van fase 2a zoals de typische manier van tekenen door een kind van een Paashaas, het groene gras en een huis met de bekende kinderlijke vormen. Ook zien we kenmerken van fase 2b zoals het combineren van meerdere voorwerpen op een doordachte manier in de ruimte waarbij sprake is van een ondergrond (het gras) en van een bovenkant (de lucht met de zon). Onderaan deze blogpost vertel ik hoe het komt dat steeds vaker deze fases van het Beeldend Vermogen in kindertekeningen door elkaar lopen.
Onderstaande tekening van deze Paashaas hebben we bewerkt in ThingLink waarbij we in de tekening hebben aangegeven de opvallende kenmerken van genoemde fases bij deze tekening.




Beeldend probleem
Onderdeel van de opdracht was om bij een tekening, in ons geval deze Paashaas, een beeldend probleem te bedenken waarbij wordt aangesloten op het beeldend vermogen. De opdracht mag niet een tekenopdracht zijn, maar een andere opdracht die dat wel stimuleert.
Wij willen proberen dat het kind die de tekening heeft gemaakt meer gaat werken met het beeldaspect horizon. Hij tekent het belangrijkste figuur, de Paashaas, al wel groot en heeft verschillende andere dingen (zoals een auto) als detail toegevoegd, maar deze is niet op de juiste grootte. Door spelenderwijs met een camera te spelen willen we kinderen inzicht geven in grootte als iemand verder naar achteren gaat staan. Wat zie je als iemand naar achteren verschuift? Verandert iemand als hij verder naar achteren staat?
Het uiteindelijke beeldend probleem zal zijn: Probeer een kind en een auto samen op een foto te krijgen, waarbij het kind groter moet lijken dan de auto.

Zoals eerder genoemd is mij verder bijgebleven van de ontwikkeling van het Beeldend Vermogen dat de laatste jaren bovengenoemde fases door elkaar zijn gaan lopen. In tekeningen van kinderen kan je bijvoorbeeld zowel aspecten van fase 2a als 2b en soms ook nog van fase 1 zien. Dit wordt verklaard doordat op de basisschool minder aandacht wordt besteed aan tekenen als vak. Hierbij sluit aan dat kinderen van (gemiddeld) groep 6 (10/11 jaar) tekenen steeds minder leuk vinden. Dit komt omdat kinderen het liefst zo perfect mogelijk iets willen tekenen. En in groep 6 beginnen ze hierbij hun grens te bereiken. De uitdaging voor mij als leerkracht is dan de zone van de naaste ontwikkeling. Ik kan met de kinderen fotograferen (dat is echt de werkelijkheid) en onderzoeken wat je met zwartwit kan doen. Of ik ga met de kinderen het effect onderzoeken van een beeld (een klasgenoot?) dat in de verte staat. Op deze manier kan ik als leerkracht de kinderen een stap verder brengen en het plezier in Beeldende Vorming weer teruggeven.

vrijdag 7 april 2017

Boetseren van Lara Croft, de 7e les Beeldende Vorming

Deze les gingen we boetseren. De opdracht was een proportioneel mensfiguur in een zelfgekozen houding te boetseren vanuit één stuk chamotte-klei. De les startte met de receptieve fase waarbij sprake is van een inspirerende opening die aansluit bij de belevingswereld van je doelgroep en voor ons is dat de leerling van de basisschool. We kregen verschillende beelden van mensfiguren, van het mensfiguur van Leonardo Da Vinci tot aan Lara Croft als Tomb Raider.



Na de receptieve fase volgt de productieve fase waar je aan de slag gaat. Voordat je aan de slag kunt moet je natuurlijk wel bekend zijn met de betreffende techniek en in dit geval dus boetseren. We kregen een korte introductie in boetseren, in de te gebruiken materialen en ook kregen we enkele richtlijnen bij de opdracht zoals de verhoudingen van een mensfiguur. Bij deze productieve fase begeleidde de docent ons vooral bij het maken van een mensfiguur met de juiste verhoudingen zoals dat het onderlichaam even lang is als het bovenlichaam, dat het hoofd 7 à 8 keer in het hele lichaam past, dat de schouders twee keer zo breed zijn als het hoofd etc. Dit valt allemaal nog niet mee om vanuit een stuk te boetseren en dat jouw figuur tijdens dat boetseren ook niet gaat breken.
De meesten van ons waaronder ikzelf zijn niet toegekomen aan textuur waarbij je bijvoorbeeld met een tandenborstel jouw beeld kan verfijnen.
Tijdens de reflectieve fase hebben we elkaars beeld beoordeeld aan de hand van onderstaande matrix.

Mijn doel was om mijn mensfiguur een expressieve houding te geven alsof het de hele wereld moest dragen; een gebogen hoofd, afzakkende schouders met armen loshangend langs het lichaam eindigend in een half liggende houding met de handen steunend op de grond. De pet heb ik gekozen om het gebogen hoofd te accentueren. Ik heb verder gekozen voor de bruine kleur klei omdat deze past bij de houding en het gevoel dat deze figuur moet uitstralen. Ter visualisering heb ik van de verschillende fases van de wording van de figuur meerdere foto’s gemaakt.
Achteraf gezien had het beeld iets voller gemogen waardoor het meer 3D zou zijn. Het gegeven dat de klei wat brokkelt op sommige punten doet verder iets af aan het boetseren vanuit een stuk klei. Al met al vind ik de vorm van een mensfiguur geslaagd. De verhoudingen, zoals bovenstaand besproken, kloppen behoorlijk. De expressie vind ik redelijk gelukt. De foto’s van de diverse stadia vind ik een toegevoegde waarde. Aan textuur ben ik, jammer genoeg, niet meer toegekomen. Mede hierdoor beoordeel ik dan ook mijn eigen mensfiguur met 6 punten.

Al met al was het weer een mooi voorbeeld om vanuit een beeldend probleem een sterke creatieve les nu zelf uit te voeren om later met mijn kinderen uit te voeren.

vrijdag 31 maart 2017

Een beeld bespreken met kleuters

In de klas hebben we als oefening het beeld besproken van Ivan Albright uit 1929: Into the world there came a soul called Ida. We hebben vragen besproken en beantwoord als ‘Wat kun je vertellen over de voorstelling?’, ‘Kun je je erin inleven?’, ‘Sluit de vormgeving aan op de inhoud?’, ‘Kun je het plaatsen in een bredere context?' Ook hebben we de periode van het beeld besproken: het modernisme. Het beeld klopt niet helemaal met de werkelijkheid en tegelijk zijn alle aspecten van het beeld wel te herkennen. Ook zie je in het beeld onderdelen terug van de klassieke kunst zoals het stilleven van de tafel. Ook de houding van de persoon lijkt op de poses van (koninklijke) figuren uit de klassieke schilderkunst.
Deze vragen en bijbehorende antwoorden zeggen iets over je eigen beeldbesef. ‘In welke fase zit ik qua beeldbeschouwing?’ Als leerkracht is het mijn taak om met die kinderen een beeld te gaan beschouwen. Kleuters zijn aparte kinderen. Ze zijn nog niet bezig met bijvoorbeeld het plaatsen van een beeld in historisch perspectief. Kleuters associëren (over het algemeen) een beeld nog met zichzelf. Ze worden getriggerd door het beeld en gaan vervolgens vertellen over iets uit hun eigen belevingswereld. Dit noemen we de associatieve fase. Als beeld voor de kleuters hebben we dan ook voor een ander beeld gekozen en wel Rio 2. In dit vervolg van Rio ontdekken Blu en Jewel dat ze niet de enige overgebleven blauwe ara’s zijn en gaan ze op zoek naar de familie van Jewel. In onderstaand beeld hebben we de volgende vragen gesteld aan kleuters op basis van categoriale indeling van vragen. Ook hebben we de antwoorden vermeld die wij verwachten van de kleuters. Als je over de afbeelding beweegt verschijnen de vragen. Startvraag: ‘Wat zie je hier?’ Wij verwachten dat de kinderen vertellen over Blu en Jewel (In de les konden we ons de namen van de twee hoofdpersonen niet goed herinneren!). Dit zijn karakters die zij kennen. De meeste kleuters hebben Rio 1 en 2 wel gezien. Onderzoekende vragen om de kinderen goed te laten kijken naar het beeld zijn onder meer: ‘Waar zijn Blu en Jewel?’, ‘Welke kleuren zie je?’ en ‘Wat heeft Blu aan en om zijn lichaam hangen?’. We denken/hopen dat de kinderen dan kleuren herkennen en de setting van het beeld beter bekijken. Dat ze zien dat de karakters blauw zijn en dat de setting een tak is waar ze op zitten met op de achtergrond een rivier. Met de analyse vragen willen we dan met de kinderen ingaan op wat het beeld wil zeggen, wat het beeld uitspreekt. Voorbeelden van vragen zijn dan ook: ‘Waarom heeft Blu een verrekijker om?’, ‘Waar leven papegaaien/blauwe ara’s?’ en ‘Waarom heeft Jewel niets aan?’ We denken/hopen dat dat kinderen antwoorden dat de verrekijker bedoeld is om de weg te zoeken en dat ze al pratenderwijs er zelf achter komen dat Blu in de mensenwereld is opgegroeid en dat Jewel een blauwe ara is die in het wild is opgegroeid en dus gewend is om geen kleding te dragen. En dat ze verder antwoorden dat Blu en Jewel op zoek zijn. Vervolgens hebben we de speculatieve vragen om de kinderen uit te dagen na te denken verder dan het beeld. ‘Waar gaat de rivier heen?’ We hopen en denken dat de kinderen antwoorden in de trant van de zoektocht naar familie. Als concluderende vraag hebben we gevraagd: ‘Hoe loopt deze film af?’ Hierbij denken we dat de kinderen zullen reageren dat alles goed afloopt en dat Jewel haar familie vindt.

vrijdag 24 maart 2017

Een modernistische selfie en het abstraheren van emoties

Ter inspiratie kregen we het schilderij Wenende vrouw van Picasso te zien. Picasso is een exponent van de stroming kubisme binnen de kunstperiode van het modernisme. Picasso heeft de emotie van de vrouw perfect uitgewerkt door de emotie of expressie van ‘het wenen’ via abstractie expliciet te maken. ‘Waarom een natuurgetrouw beeld schilderen als je ook een foto kunt maken?’, aldus Picasso die dan ook koos voor abstraheren en hierin zo ver doorging dat het oorspronkelijke beeld niet of nauwelijks meer herkenbaar was.




Dit was ook mijn uitdaging bij de opdracht ‘fotografeer jezelf met een overdreven expressieve gezichtsuitdrukking tegen een neutrale achtergrond’. Deze opdracht heb ik ingevuld door een selfie te maken met een ‘kwellende’ uitdrukking, een schreeuw, pijn. Via het programma fotoshop heb ik mijzelf geselecteerd en uit de omgeving gehaald zodat de nadruk nog meer op mijn gezichtsuitdrukking en de emotie komt te liggen. Ik ben verder gaan experimenteren met de beeldaspecten vorm en kleur. Door in het beeld te werken met zwart en wit komt de expressie nog meer naar voren. Alle andere kleuren leiden, vind ik, bij een expressie van kwelling alleen maar af.

Als laatste heb ik met lagen gewerkt. Ik heb de bewerkte selfie gemixt met de oorspronkelijke selfie. In de hoek van de foto rechtsboven zie je bijvoorbeeld licht van de oorspronkelijke selfie. Dit versterkt het effect van de emotie. Zeker als je ook weet dat de selfie ‘er achter zit’. Dit voelt voor mij als een ‘verdubbeling’ van de emotie.



Al met al vind ik het een geslaagde bewerking waarbij het oorspronkelijke beeld nagenoeg verdwenen is en tot een abstractie is geworden die nog explicieter de emotie van kwelling weergeeft.


Door problemen met de I-pad tijdens de les is het mij helaas niet gelukt de bewerkte selfie vanuit fotoshop direct op dit blog te plaatsen. Ik heb een foto moeten maken van de bewerkte selfie in fotoshop en die heb ik onderstaand geplaatst. Door deze extra ‘slag’ is de emotie helaas iets minder expressief geworden.

Het 'zien' van beelden

Om goed te kunnen zien, te horen, te voelen, heb je kennis nodig. Je gaat pas smaken onderscheiden, muziek begrijpen, van beelden genieten als je ook bepaalde kennis hebt over de verschillende aspecten van muziek, kunst in alle vormen en maten.


Om als leerkracht goed les te kunnen geven, heb je behalve van rekenen en taal en pedagogiek ook kennis nodig van muziek, drama en in dit geval van Beeldende Vorming.

Ik heb onderstaand beeld van de film ‘Finding Nemo’ geanalyseerd op de verschillende beeldaspecten zoals licht, ruimte, lijn, vorm, kleur, compositie en textuur. 


In het beeld zijn vele kenmerkende aspecten waar te nemen. Denk aan het verschil in grootte van Nemo, Dora en de haai en ook aan de natuurgetrouwe beeltenis (qua grootte en afbeelding) van alle figuren. Kenmerkend voor dit beeld is bovenal het ‘complementair kleurcontrast’. Dit contrast heeft meerdere lagen. Als (aanstaand) diepzeeduiker noem ik allereerst het contrast qua natuurlijke habitat van de getekende vissen; de kleur van de vissen die in het koraalrif leven en de kleur van de haai die in de zee zwemt. Een tweede laag is het gegeven dat deze vissen nu in een en hetzelfde beeld zitten en daarmee beiden buiten hun natuurlijke habitat vertoeven. Het complementaire kleurcontrast is hiermee extra duidelijk zichtbaar.

vrijdag 17 maart 2017

Een videopodcast van de luitspeler van Jan Steen

De opdracht van de vierde les Beeldende Vorming was een verhalend beeld uit de klassieke periode van de beeldcultuur te kiezen waarin symboliek een grot rol speelt. Wij hebben gekozen voor het zelfportret van Jan Steen als luitspeler uit.

Het classicisme is in de beeldende kunsten een beweging die, tussen ca. 1640 en 1720, een terugkeer naar de klassieke Griekse en Romeinse voorbeelden voorstond. De thema's in de classicistische schilder- en beeldhouwkunst zijn vaak ontleend aan de antieke geschiedenis en de mythologie en zijn soms moralistisch of heroïsch van aard. Symboliek speelt een grote rol.

Jan Steen is een schilder die leefde van 1625 tot 1679 en is een goed voorbeeld van deze klassieke periode. Specifiek aan Jan Steen is ook een grote mate van humor. In zijn schilderijen en zeker in zijn selfie (zoals je het tegenwoordig zou noemen) de Luitspeler neemt hij zijn tijdgenoten en de taferelen die zij schilderden flink op de hak.

In deze videopodcast laten wij Jan Steen vertellen wat je op zijn selfie ziet en waarom hij het geschilderd heeft zoals hij het geschilderd heeft. Veel plezier!


Op mijn facebookpagina https://www.facebook.com/meesterArjanHoogenveen/ plaats ik regelmatig posts met enkele zinnen en/of een foto en een verwijzing naar dit blog. Op mijn YouTubekanaal https://www.youtube.com/channel/UCS6ZHqtkK-qB47kXcOcdB7w plaats ik filmpjes, podcasts en ander visueel materiaal van mijn opdrachten alsmede andere onderwijsgerelateerde filmpjes.
Op deze manier komen al mijn producties van de lessen Beeldende Vorming de komende weken bij je langs. Zo neem ik je weer een extra stapje mee op mijn weg naar meester zijn!